August 9, 2025
2 min read
Het recht op vergetelheid, of het recht op wissing onder Artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR), geeft betrokkenen—de personen van wie de persoonsgegevens worden verwerkt—de mogelijkheid om onder specifieke voorwaarden de verwijdering van hun persoonsgegevens te vragen. Dit recht is niet absoluut, maar is afhankelijk van verschillende criteria die in de GDPR zijn vastgelegd.
Betrokkenen kunnen dit recht inroepen wanneer:
Uitzonderingen op het recht op wissing omvatten situaties waarin:
De balans tussen het recht op wissing en andere fundamentele rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en het algemeen belang, is cruciaal. Deze balans zorgt ervoor dat het recht op vergetelheid andere essentiële maatschappelijke belangen niet terzijde schuift (Voigt & Von dem Bussche, 2017).
De effectiviteit van het recht hangt af van de naleving van de GDPR-mandaten door de organisatie en haar vermogen om adequaat te reageren op verzoeken tot wissing. Niet-naleving kan leiden tot boetes, wat het operationele belang van dit recht binnen de kaders voor gegevensbescherming benadrukt (Kuner et al., 2019).
Samenvattend biedt Artikel 17 een kader waarin individuen hun digitale voetafdruk kunnen beheren door de verwijdering van persoonsgegevens aan te vragen, maar dit is onderworpen aan aanzienlijke beperkingen die waarborgen dat andere rechten en wettelijke verplichtingen worden gerespecteerd.